Ik droomde, dat ik droomde. Ik zag mijzelf van boven liggen in bed. Begon ik Rennend door het bos van jonge berken Probeerde ik weg te komen, struikelend, naderde gevaar Als bladzijden van een boek dichtvallen Viel het bos _ Rennend begreep ik dat het een droom was Een bos kan niet dichtvallen als bladzijden De bladzijden scheurden, kreukelden, waaiden weg De wind waaide hard, harder, zette zich om in storm Ik greep mij aan de berken De wind was geen wind, de wind was water Het stroomde met volle overgave Door de smalle berken Geklemd aan de berk was ik hopeloos verloren Ik vond mijzelf drijfnat in bed Samen vielen we in een droomloze slaap.
In een slapeloze droom Toen ik mijzelf niet meer was En de wereld was er niet Sliep ik op het zand, ik liep over het zand, eindeloos Ik volgde niets, verlangde niet. Het zand was oprecht, geen dwaalsporen, geen misleidingen Niets, egaal zand om kastelen van te bouwen, om in te wonen Daar beginnen verlangens, Om te houden, om te omarmen, om van te dromen. Lopend te glimlachen naar het verlangen binnenin, Groeiende zon. Te delen, te mededelen, bereikbaar te maken. De verandering tegemoed te gaan, trotseer het als water landt.
Het land loopt Met het water mee Zwaar, traag verplaatst zich het duin Bewegen jaren van onstuimige wind weg de oceaan over Schuiven zandkastelen de zee in Schuimkoppen nemen het duin dankbaar tot zich Duinen van zand zullen elders weer op reizen tot kastelen. Droomkastelen met torens tot in de wolken, Muzikale stemmen door gangen klinken Met feesten tot in de ochtendgloren.
De droom werd een eeuwige ziel, Een ronddraaiende lichtgevende bal, die sprak: “Bouw verder, zonder haast, je hebt de tijd. Het hele universum is in een volmaakte ontwikkeling. Het geeft niet dat je de volgende stap niet kent Ik kan je zeggen dat het goed is”. Een eeuwige balans om van de nacht weer dag te maken Te ontwaken en alle mogelijke samenlopen te ontmoeten.
De ontmoeting was een samenvoeging Van gevouwen eenheden die zich ontplooiden tot geheel Regendruppels vormen met de stralen van de zon regenbogen. Zwoele nachten met vallende sterren zullen wensen vervullen Die zwijgend verteld worden als ogen elkaar vinden. De eerste vlinders hebben de lente gevonden Jong bloed begint aan een reis om de zon te oogsten Vruchten te plukken nu het nog kan Cirkels te tekenen die het volmaakte goede eindeloos maken.
De cirkels op papier bezitten richels Kartels van hebzuchtige machten, jaloezieën die puntig uitsteken Ze steken gaten in het licht Koude neveldriften stromen door de gangen Wortelen zich diep in de aarde En zullen groeien Alle dingen hebben de eeuwige ziel.
In een tollende bol van eeuwig licht Stralen mijlenver gedachten tot het einde der herinneringen gaan Dromen mensen zich dichterbij elkaar Verrijkt met verlangens naar ongrijpbare hoeveelheden. Worden we soms wakker gekust.